Bijnieruitputting met als gevolg fysieke en psychische onbalans

Bijnieruitputting: de luidruchtige, stille epidemie
Alles is hormonaal. Je gezondheid maar ook je stemmingen en je complete persoonlijkheid worden bepaald door hormonen, de biochemische boodschappers van het lichaam. In dit uitgebreide stuk behandel ik twee hoofdspelers in het hormonale orkest, de bijnieren en de schildklier, omdat ze zo’n belangrijke invloed uitoefenen op het geheel. Speciale aandacht verdienen vooral de bijnieren vanwege een stille, maar alsmaar luidruchtigere epidemie van bijnieruitputting. Om het geheel begrijpelijk te houden, versimpel ik de hormonale werking van de bijnieren tot twee hoofdhormonen, adrenaline en cortisol (met vooral aandacht voor cortisol) en laat ik andere bijnierhormonen als bijvoorbeeld noradrenaline en aldosteron buiten beschouwing.


Hercules en de sabeltandtijger
De bijnieren zijn twee hormoonorganen bovenop de nieren (vandaar de naam) die ieder niet groter zijn dan een druif. De bijnieren vervulden een belangrijke overlevingsfunctie in onze evolutie. Het stresshormoon adrenaline veroorzaakte een vecht- of vluchtreactie als we geconfronteerd werden met bijvoorbeeld een sabeltandtijger die ons opwachtte als we onze grot uitkwamen. We moesten dan razendsnel beslissen of we het gevaar tegemoet gingen (vechten) of we er keihard van wegrenden (vluchten). Het maakte ons agressief (vechten) of angstig (vluchten). Dat adrenaline ook vandaag de dag een zeer nuttige evolutionaire functie heeft, wordt beschreven in een uitstekend boek over bijnieruitputting, Adrenal Fatigue – the 21st Century Stress Syndrome van James Wilson uit 2001: een van de beroemdste voorbeelden van de ongelooflijke kracht van adrenaline vond zo’n 35 jaar geleden in Seattle plaats, toen een vrouw met haar kind in de auto werd aangereden op de snelweg. De auto sloeg over de kop, waardoor ze weggeslingerd werd en haar rechteram brak terwijl ze de baby vastklemde. Ruim tien mensen die te hulp kwamen snellen, waren getuige van deze buitengewone gebeurtenis. De vrouw sprong op, rende naar de auto, tilde deze met haar linkerarm op (jawel, de hele auto
met één arm) en trok de baby met haar gebroken arm onder de auto uit. Wonder boven wonder was de baby ongedeerd. De vrouw werd opgenomen in het ziekenhuis met ernstige kneuzingen aan de linkerkant van haar lichaam vanwege deze herculische prestatie en een gebroken rechterarm, maar ze genas uiteindelijk volledig.

Maar dit is nog maar de helft van het verhaal. Een ander belangrijk hormoon dat de bijnieren produceren is cortisol. Cortisol is verantwoordelijk voor heel veel dingen: het reguleert de bloedsuikerspiegel, de zout- en waterbalans in de cellen, de mineralenhuishouding, het houdt het immuunsysteem in balans, het reguleert de bloeddruk, is bij mannen verantwoordelijk voor de aanmaak van oestrogeen en bij
vrouwen voor de aanmaak van testosteron en het bepaalt je vermogen om met stress om te gaan. Je zou nog geen vier seconden overleven als adrenaline en cortisol uit het bloed werden verwijderd. Niet gek voor twee van zulke kleine orgaantjes, daar zouden we wat zuiniger op moeten zijn. Helaas putten we ook onze
cortisolvoorraad uit, dus ook op dat gebied draaien de bijnieren dubbele uren.

We zijn allemaal aan de drugs
Wat je goed moet begrijpen is dat voor de bijnieren alle stress echt is. Of je nu stress krijgt door je levensstijl, je werk, je gedachten, onverwerkte emoties, verkeerde voeding, het inademen van chemicaliën, synthetische medicatie, vaccinaties, het komt voor de bijnieren allemaal neer op een constante bedreiging van een
sabeltandtijger. Onze maatschappij is volledig gebaseerd op stimulatie en prestatie, we zijn allemaal aan de drugs. Lege, overbewerkte voeding die niet voedt maar alleen vult, overmatig sporten, te hoge werkdruk, te weinig slaap, sloten koffie, vrachten suiker, ‘energy’drankjes, fout zout, verkeerde vetten, noem maar op. Je
hoeft in onze samenleving niet aan de cocaïne of heroïne te zitten om kunstmatige stimulering door bepaalde middelen te ervaren. Dit is wat we onszelf en elkaar voortdurend aandoen. In tegenstelling tot de kortstondige stress die we ooit beleven als we geconfronteerd werden met een levensbedreigend gevaar, staan we nu vrijwel constant onder hoogspanning, waardoor we niets dan adrenaline en cortisol produceren en onze bijnieren overuren laten draaien. Al deze stimulatie vormt een onophoudelijke belasting voor je bijnieren die hun uiterste best doen om je tegen deze stressfactoren te beschermen. Dit doet een continu beroep op je adrenaline- en cortisolgehalte.

Vind je het gek dat we schreeuwende en hyperactieve kinderen hebben? En wat zijn de meest voorkomende gedragsstoornissen? Agressie (vandalisme, zinloos geweld, moord) of angststoornissen (depressie, psychose, schizofrenie). Vechten of vluchten dus. Dit is niet leven, maar overleven.


Medische beroepszombies
De medische wetenschap heeft hier geen fatsoenlijk antwoord op. In de reguliere medische wetenschap kent men twee uitersten voor aandoeningen van de bijnieren: de ziekte van Addison, waarbij de bijnieren extreem onderactief zijn en dus te weinig bijnierhormonen produceren, en de ziekte van Cushing, waarbij de bijnieren extreem overactief zijn en teveel bijnierhormonen produceren. Verder zit er niets tussenin. Het is echter wel degelijk mogelijk dat mensen milde tot ernstige bijnieruitputting ervaren die niet in een van beide categorieën valt en dus onder de noemer ‘gezond’ vallen. Sterker nog, niet gediagnostiseerde bijnieruitputting heeft in de afgelopen pakweg zestig jaar ronduit epidemische vormen aangenomen.

James Wilson legt in zijn boek Adrenal Fatigue treffend uit waarom bijnieruitputting in de medische wereld niet erkend wordt: vanwege onze in het algemeen stressvolle levensstijl ontwikkelt bijnieruitputting zich maar al te vaak geleidelijk. Wanneer dit plaatsvindt, gaan meestal de symptomen (wat we ervaren en voelen in ons lichaam) vooraf aan de tekenen (zichtbare veranderingen en labresultaten of klinische onderzoeksresultaten). Naarmate de
problemen zich ontwikkelen stapelen deze symptomen en tekenen zich op om een syndroom te vormen, wat een verzameling symptomen en tekenen is die toe te schrijven is aan een erkende medische aandoening. Helaas erkent de geneeskunde vaak een aandoening niet totdat deze zich tot een volledig syndroom heeft ontwikkeld. Tegen die tijd heb je al aanzienlijke verstoring van je leven en welzijn achter de rug.

Verderop beschrijft Wilson hoe dat zo gekomen is: in vijftig jaar tijd heeft de vergaande invloed van farmaceutische bedrijven en zorgverzekeraars de toepassing van de geneeskunde volledig veranderd en als
gevolg hiervan zijn de prioriteiten in medische opleidingen en de gezondheidszorg radicaal anders geworden. De precieze opmerkings-, onderzoeks- en logische beredeneringsvaardigheden van de dokter zelf, wat ooit zijn meest essentiële diagnostische hulpmiddelen waren, zijn nu vervangen door een afhankelijkheid van nauw geïnterpreteerd laboratoriumonderzoek en lijsten van numerieke diagnoses die gedekt worden door zorgverzekeringen. Medicijnen en operaties zijn vaak de enige therapieën die de moderne geneeskunde te bieden heeft, zelfs als ze niet nodig zijn. Dus als een ziekte niet duidelijk zichtbaar is via laboratoriumonderzoek of een
diagnostische code en als er geen erkende operatieve of medicinale behandeling voor de symptomen is, dan is het net of het probleem niet bestaat.

Hetzelfde geldt voor trage schildklierwerking. Ook dit is epidemisch, vooral onder vrouwen. De standaardtests laten echter deze diagnose maar al te vaak niet zien en de patiënt wordt met overduidelijke symptomen naar huis of naar de psychiater gestuurd met de mededeling dat het ‘tussen de oren’ zit of te maken heeft met stress.
Word je wel gediagnostiseerd met trage schildklierwerking dan vertoont je schildklier
vergevorderde onderactiviteit. Maar je hebt in ieder geval een diagnose en een behandeling, nietwaar?
Helaas vindt de ‘behandeling’ plaats met synthetisch in plaats van natuurlijk, dierlijk schildklierhormoon, waardoor je schildklier uiteindelijk zal afsterven, als hij niet in een stadium daarvoor al een zware ontsteking of zelfs kanker ontwikkelt. Bovendien gaan je symptomen op de lange termijn niet weg en zullen alleen maar verergeren, met
daarnaast een ernstig risico op andere klachten, zoals osteoporose (botontkalking).

De Amerikaanse Janie Bowthorpe was zo’n patiënt en zij besloot zichzelf te onderwijzen. Haar boek uit 2008, dat treffend Stop the Thyroid Madness (‘Stop de schildklierwaanzin’) heet, verwoordt in weinig omhulde termen de frustraties van schildklierpatiënten wereldwijd die zich uiteindelijk tot haar wenden: gezien door de ogen van schildklierpatiënten zijn doktoren visieloze, alles over een kam scherende, pillenvoorschrijvende, medische beroepszombies geworden.


Anti-stresstherapie
Van de bijnieren wordt algemeen gezegd dat ze stresshormonen produceren. Dat geeft deze hormonen een negatieve bijklank. De Noord-Amerikaanse indianen wisten al dat de bijnieren juist anti-stresshormonen produceren. Niet alleen aten ze gezond wild orgaanvlees, maar als ze wisten dat ze stressvolle tijden tegemoet gingen aten ze specifiek de bijnieren om de stress goed te doorstaan. In onze moderne maatschappij beschouwen we orgaanvlees in het algemeen en hormoonorganen in het bijzonder vaak als slachtafval. Gek genoeg wordt één hormoonorgaan wel beschouwd als een gezonde delicatesse en dat is kalfs- of lamszwezerik. De zwezerik is de thymus van het dier, een hormoonorgaan dat een belangrijke rol speelt voor het immuunsysteem van jong leven, ook bij ons mensen.

In de traditionele oosterse geneeskunsten diende men al vele duizenden jaren geleden hormoonextracten toe voor medicinale doeleinden, waaronder ook bijnierconcentraat. Gelukkig bestaat dit in Nederland ook. Gerenommeerde supplementfabrikanten als AOV en Bonusan bieden bijnierconcentraten aan voor relatief weinig geld en zonder doktersvoorschrift, wat aangeeft dat het gebruik ervan in lage doses veilig en zonder negatieve bijwerkingen is. Dierlijk schildklierhormoon is helaas wel alleen op doktersrecept te verkrijgen en slechts enkele natuurartsen in Nederland doen dit. Een arts die ik zeer aanbeveel is Ron Velthuis in Zutphen.


De bijnieren en de schildklier
De bijnieren en de schildklier vertonen een nauwkeurige relatie met elkaar. Overactiviteit bij de een kan leiden tot onderactiviteit bij de ander en andersom. Het is dan ook een hele puzzeltocht om te bepalen of je te maken hebt met primaire schildklierproblematiek gevolgd door secundaire bijnierproblematiek of andersom. Naar mijn mening is er een regelrechte epidemie van primaire bijnieruitputting met secundaire schildklierproblematiek gaande.

Bijnieruitputting is een ander woord voor onderactieve bijnieren. Om onderactief te worden, moeten de bijnieren eerst overactief zijn geweest. Dit stadium wordt de weerstandsfase genoemd en deze kan wel vijftien tot twintig jaar duren. Gedurende die tijd is er een overproductie van cortisol en adrenaline. Dit drukt de schildklierwerking, niet omdat er noodzakelijk iets mis is met de schildklier maar omdat dit vanuit het perspectief van de schildklier een volkomen logische en verstandige reactie is. De schildklier is onder andere verantwoordelijk voor de
lichaamstemperatuur en de snelheid van de stofwisseling. Als de schildklier op een lager pitje gaat branden, een soort ‘winterslaap’, gaat de lichaamstemperatuur omlaag en vertraagt de spijsvertering om te voorkomen dat je
opbrandt als een kaars. Je wordt dan ‘kouwelijk’ met ijskoude handen en voeten die maar niet warm te krijgen zijn en je krijgt spijsverteringsproblemen. Als er eenmaal sprake is van bijnieruitputting kan het zijn dat de schildklier juist overactief wordt om hiervoor te compenseren. Veel vaker komt echter voor dat de schildklier onderactief
blijft en je in een blijvende winterslaap houdt.

Veel schildklierklachten hebben dan ook hun oorzaak in bijnieruitputting. Aangezien dit een gezonde reactie is van de schildklier zal bloedonderzoek (TSH-waarde) geen problemen laten zien, waardoor je met zowel ongediagnostiseerde bijnieruitputting als niet gediagnostiseerde trage schildklierwerking rond blijft lopen. Pas als de problemen (meestal op veel latere leeftijd) veel erger worden, zal ook bloedonderzoek uitwijzen dat er iets ernstigs aan de hand is. Je bent dan vele jaren te laat met de nodige ellende al achter de kiezen.


De bijnieren en cholesterol en verzadigd vet
Cholesterol is de voorloper van alle hormonen. Het is een alcoholachtige substantie die zich gedraagt als een vet en een hoofdrol speelt in de hormonale ontwikkeling van jong leven. Cholesterol bevindt zich in het goede gezelschap van verzadigd vet. Moedermelk bijvoorbeeld bestaat hoofdzakelijk uit cholesterol en verzadigd vet. Niet
voor niets zijn eieren ook voedingsmiddelen die zeer rijk zijn aan cholesterol. Dat we bang gemaakt worden voor cholesterol en verzadigd vet is volkomen onterecht. Sterker nog, deze substanties zijn lichaamseigen, wat betekent dat het lichaam deze zo belangrijk vindt dat het ze zelf produceert onafhankelijk van de voedsel- inname. Je leest het goed: onafhankelijk van de voedsel-inname. De enige invloed die voeding rijk aan cholesterol en verzadigd vet heeft op je lichaam is dat het minder ingewikkelde omzettingen hoeft te doen als cholesterol en verzadigd vet rechtstreeks uit de voeding komen.

Cholesterol speelt een belangrijke rol bij de aanmaak van gal en van je ‘gelukshormoon’, serotonine. Verzadigd vet is een zeer belangrijke substantie voor het goed functioneren van de hersenen, een orgaan dat bestaat uit verzadigd vet, cholesterol, zout en water. Zou het kunnen dat verzadigd vet, cholesterol, zout en water daarmee wel heel erg belangrijke voedingsstoffen kunnen zijn? Vooral als je bedenkt dat deze stoffen ook in het complete zenuwstelsel te vinden zijn, in en rondom de botten en in alle organen, inclusief de hormoonorganen. Waarom worden deze zo vaak gedemoniseerd? Hoe kan iets wat zo intiem verweven is met alle levensprocessen verkeerd zijn? Zou het kunnen dat het iets te maken heeft met een bewuste poging om ons ziek, dom en ongelukkig te houden om geloofwaardigheid te geven aan wat door moet gaan voor de voedings- en gezondheidsindustrie?

Verzadigd vet zorgt ervoor dat letterlijk alles gesmeerd loopt. Vet stabiliseert als geen andere substantie de bloedsuikerspiegel en kalmeert daarmee de bijnieren en de alvleesklier. Hormonen zijn vetten. Cholesterol staat aan de basis van alle hormonen. Eet en drink dus je verzadigd vet en cholesterol, je hormonen zullen er blij mee zijn. En niet alleen je hormonen. Ervaar bij jezelf de rust, balans en het geluksgevoel dat gepaard gaat met de juiste inname van cholesterol en verzadigd vet. De cholesterolwaardes die de dokter meet, hebben niets te maken met je consumptie van cholesterol. Het vetgehalte van je lichaam heeft niets te maken met je consumptie van vet, vooral verzadigd vet. Het mag inmiddels duidelijk zijn dat er veel complexere hormonale processen spelen die over- of ondergewicht, maar ook te hoge cholesterolwaardes veroorzaken.

Cholesterol bijvoorbeeld repareert vaatwanden en spieren en pezen die anders zouden scheuren. En diezelfde cholesterol onderdrukken wij vervolgens met statines (cholesterolverlagende middelen). De waanzin ten top. Vind je het gek dat spierkrampen en depressie tot de bijwerkingen behoren? Deze ‘medicatie’ verstoort hormonale processen die zeer waarschijnlijk al verstoord waren. Bijnieruitputting bijvoorbeeld. Of trage schildklierwerking. Werk liever daaraan en ondersteun de levensprocessen in je lichaam in plaats van ertegenin te gaan.


De bijnieren en de spijsvertering
Bijnieruitputting heeft allerlei spijsverteringsklachten tot gevolg. In principe kunnen er problemen optreden met de vertering van allerlei voedingsmiddelen. De vertering van koolhydraten en vetten kunnen problematisch worden, maar vooral de vertering van eiwitten zijn vaak een probleem. Dit zijn de beruchte allergieën en intoleranties voor
gluten en melkeiwitten, maar denk ook aan notenallergieën. Niet zo verwonderlijk allemaal, want je lichaam maakt minder maagzuur en galvloeistof aan waardoor eiwitten en andere stoffen (zoals bijvoorbeeld oxaalzuur en fytinezuur) niet of onvoldoende afgebroken kunnen worden.

Een belangrijk afvalproduct van eiwitvertering dat voor veel problemen kan zorgen is urinezuur. Het dankt zijn naam aan het feit dat dit zuur via de urine geloosd hoort te worden. Urinezuur ontstaat door vertering van purine, een eiwit dat veel voorkomt in dierlijke voeding, met name orgaanvlees en vette vis. Laat dit je overigens niet
ontmoedigen om orgaanvlees en vette vis te consumeren, want dit zijn juist twee extreem voedzame voedingsmiddelen. Behalve als je nieren en bijnieren te zwak zijn, dan kunnen ze de purine niet goed genoeg verwerken en het urinezuur niet voldoende via de blaas lozen, waardoor het achterblijft in het bloed. Het lichaam
heeft dan geen andere keuze dan het urinezuur af te zetten in de gewrichten, waar het allerlei ontstekingsprocessen bevordert. Je kunt ook tekorten aan verteringsenzymen in de lever en alvleesklier ontwikkelen, bijvoorbeeld een tekort aan het eiwitsplitsende enzym pepsine of het eiwitenzym protease, het vetoplossende lipase of het koolhydraatenzym amylase. Deze tekorten aan verteringssappen en enzymen worden in de hand gewerkt door een trage schildklier. Allemaal heel vervelend voor jou, maar voor jouw overleving een goede beslissing van de schildklier, want je gaat door de voortdurende stress veel te hard en om niet uit de bocht te vliegen is het verstandiger wat gas terug te nemen.

De schildklierwerking wordt onderdrukt door zowel overactieve als onderactieve bijnieren. Een eiwitrijk voedingspatroon met weinig vetten en veel koolhydraten is rampzalig voor je schildklier en zal je problemen alleen maar verergeren, omdat het de schildklier uitput van zijn vitamine A- en schildklierhormoonreserves.
Er kunnen ook tussenstadia plaatsvinden waarbij je schildklier afwisselend overgeactiveerd wordt door de bijnieren om vervolgens trager te gaan lopen. Je kunt het dan bijvoorbeeld afwisselend bloedheet en daarna ijskoud krijgen. Dit ervaar je bijvoorbeeld als je griep hebt, omdat elke vorm van ziekte een grote wissel trekt op je
bijnieren en schildklier. Maar sommige mensen ervaren dit zonder griep en het duidt op een disbalans tussen de bijnieren en de schildklier. Naarmate de jaren verstrijken en je verkeerde patronen en gewoontes niet afnemen, zullen de klachten toenemen. Deze worden vervolgens toegeschreven aan de ‘ouderdom’ of ‘genetische’ factoren.
Als men het helemaal niet meer kan verklaren zit het ‘tussen de oren’ en ben je rijp voor schildklierslopende antidepressiva op basis van het uiterst giftige fluor.


De bijnieren en candida
Door bijnieruitputting vertraagt de schildklier, waardoor je spijsvertering vertraagt. Je darmflora raken hierdoor uit balans, iets wat dysbiose wordt genoemd. Een tekort aan maagzuur levert een ongunstige omgeving op voor positieve darmbacteriën als de acidofilus en bifidum en een zeer gunstige omgeving voor de gistbacterie candida
albicans, die zich kan ontpoppen tot een schimmel. Dit is eveneens logisch vanuit het perspectief van je lichaam. Candida wordt vaak als een boosdoener gezien die de oorlog verklaard moet worden, maar daarbij wordt over het hoofd gezien dat als het niet aan candida en andere opruimers van moeder natuur had gelegen je er nog veel
erger aan toe zou zijn. Je voedsel zou namelijk niet of onvoldoende verteerd worden en het zijn deze micro-organismes die door middel van rottingsprocessen alsnog voor de vertering zorgen.

Dat dergelijke rottingsprocessen brandend maagzuur, een opgeblazen gevoel, verstopping, gasvorming (winden, boeren) en stinkende ontlasting veroorzaken is voor ons heel vervelend maar het zou ons juist aan het denken moeten zetten over onze slechte gewoontes. Dit opruimwerk met behulp van micro-organismes is een
backup-mechanisme van onze spijsvertering. We moeten de schuld niet bij een darmschimmel leggen, maar bij onszelf. Het is rommel en gifstoffen waardoor ze aangetrokken worden, dus we moeten geen rommel en gifstoffen tot ons nemen. Daarnaast moeten we onze spijsvertering verbeteren zodat we werkelijk goede voeding ook werkelijk goed kunnen verteren. We hebben hiervoor gezonde bijnieren nodig en een schildklier die een optimale lichaamstemperatuur en een optimale stofwisselingssnelheid kan genereren.


De bijnieren en gal- en nierstenen
Erg belangrijk voor het voorkomen van gal- en nierstenen is de aanwezigheid van voldoende verteringssappen (maagzuur en galzouten) en enzymen in de lever en alvleesklier. Door bijnieruitputting en de daaropvolgende vertraging van de schildklier en daarmee weer de spijsvertering ontstaat er een tekort aan spijsverteringssappen
en verteringsenzymen, waardoor overmatige cholesterolafzettingen verkalken en
uiteindelijk gal- en nierstenen kunnen vormen.

Opnieuw worden eiwitten vaak in verband gebracht met de vorming van deze stenen, met name dierlijke eiwitten. Oxalaten en fytaten worden vaak ook als verdachten aangewezen. De schuld geven aan het voedingsmiddel lost het probleem echter niet op, dit is essentieel een verteringsprobleem. Het is daarom zinvoller om de
spijsvertering te verbeteren en sterker te maken. De eerste schakel in de keten die we dan moeten ondersteunen is de bijnieren. Ook is het goed om je verzadigde vetconsumptie op te voeren om twee redenen: vet ondersteunt de spijsvertering van zowel eiwitten als koolhydraten en vet zet de galblaas aan tot de aanmaak van meer
galvloeistof.


De bijnieren en diabetes
De bijnieren bewaken samen met de alvleesklier de glucosebalans in het bloed. Er vindt daardoor een intieme samenwerking plaats tussen het hormoon insuline, afgegeven door de alvleesklier, en het bijnierhormoon cortisol. Zowel insuline als cortisol hebben een regulerend effect op de bloedsuikerspiegel. Een te weinig aan cortisol of een teveel aan insuline geeft hypoglycemie, waarbij de bijnieren proberen de lever aan te sporen tot meer glucoseafgifte. Bijnieruitputting gaat echter ook gepaard met slechte leverfunctie dus de lever reageert op dat moment te traag. De bijnieren verhogen dan de schildklierwerking en de bloeddruk om het hart aan te sporen tot een snellere doorbloeding. Gevolg: hartkloppingen, paniek, er gaat te
weinig glucose naar de hersenen! Je kunt hiervan duizelig worden, concentratieproblemen krijgen, een ‘vissekomgevoel’ (brain fog), flauwvallen en zelfs in shock en coma raken. Dit laatste staat onder diabeten bekend als een hypoaanval.

Een te hoog cortisolgehalte zorgt op termijn voor bijnieruitputting, waardoor je cortisolniveau daalt. De alvleesklier gaat dan weer compenseren voor het te lage cortisolgehalte dat gepaard gaat met bijnieruitputting. Je kunt dus van teveel cortisol schommelen naar te weinig cortisol en van te weinig insuline naar teveel. Er bestaat
een delicaat evenwicht tussen cortisol en insuline, omdat cortisol catabool (afbrekend) is en insuline anabool (opbouwend). Beiden zijn even nuttig en noodzakelijk, mits er sprake is van de juiste balans van opbouw en afbraak. Zo kan het lichaam zijn eigen cellen telkens vernieuwen, waarmee tevens de mythe dat je
een ziekte voor het leven hebt geen stand houdt.

Heb je te weinig cortisol en teveel insuline dan gaan je cellen op slot voor de overmaat aan insuline en dan ontwikkel je insulineweerstand. In een vroeg stadium heet dit 'metabolisch syndroom' of 'syndroom X' of 'prediabetes'. In een later stadium is dit diabetes type 2. Type 2 is dus vergevorderde insulineweerstand als gevolg van een overactieve alvleesklier en daarmee dus ook vergevorderde bijnieruitputting. Teveel cortisol drukt de schildklierwerking. Hierdoor worden alle organen traag, dus ook de alvleesklier. Heb je een te weinig aan insuline dan is je alvleesklier uitgeput. Je bijnieren raken echter op termijn ook uitgeput, niet in de laatste plaats door overproductie van cortisol maar ook om te proberen te compenseren voor een trage schildklierwerking en insulinetekort.

Wat is dan diabetes type 1, de insuline-afhankelijke variant van suikerziekte?
Vergaande bijnieruitputting, trage schildklierwerking en alvleesklieruitputting. Om maar niet te spreken van lever-, nier- en miltuitputting, allemaal ten gevolge van een trage schildklier en bijnieren die hiervoor niet meer kunnen compenseren. Dit maakt diabetes type 1 en 2 twee kanten van dezelfde medaille, waarbij alleen het stadium
waarin ze verkeren verschillend is. Diabetes is dus géén suikerziekte. Het symptoom, een te hoge of lage bloedsuiker, wordt hiermee tot ziekte verklaard en vervolgens ‘behandeld’. ‘Suikerziekte’ is een ziekte die met het risico vele andere ziektes in verband wordt gebracht, zoals hart- en vaatziekte, blindheid, nieraandoeningen, gangreen (met name het aftsterven van voeten) en reuma. Diabetes is daarmee een stofwisselingsziekte die zijn basis heeft in de hormoonhuishouding en diep ingrijpt in het totale systeem.

De bijnieren en dysglycemie
Vaak wordt gesproken over hypoglycemie. ‘Hypo’ betekent laag en dus is hypoglycemie een lage bloedsuikerspiegel, oftewel te weinig glucose in het bloed. Je lichaam draait op twee brandstoffen, glucose voor de korte termijn en vet (met name verzadigd vet) op de lange termijn. Hypoglycemie is het tegenovergestelde van
hyperglycemie, een fenomeen dat bij diabeten wordt waargenomen. Hyperglycemie (een te hoge bloedsuikerspiegel) komt voort uit een uitgeputte alvleesklier die niet langer voldoende insuline kan produceren.

Zoals te lezen is onder ‘de bijnieren en diabetes’ wordt bijnieruitputting niet meegenomen in het ontstaan van diabetes, terwijl bijnieruitputting wel eens de veroorzaker van alvleesklieruitputting zou kunnen zijn. Hypoglycemie is een van de verschijnselen die gepaard gaan met candida, waardoor candida gezien moet worden als een voorloper van diabetes. Toch is de benaming hypoglycemie niet helemaal juist. Beter is het om te spreken
van dysglycemie, oftewel het onvermogen van je lichaam om de bloedsuiker goed te regelen waardoor deze gaat schommelen. Dit verklaart ook waarom het tempo van de schildklier afwisselend traag en snel kan zijn en de bloeddruk en de hartslag eveneens laag en hoog kan zijn. Hieronder meer over de bijnieren en de bloeddruk.

Enkele feiten over dysglycemie
• Dysglycemie leidt tot onregelmatige hartslag
• Dysglycemie leidt tot hoge of lage bloeddruk;
• Dysglycemie leidt tot hoge of lage lichaamstemperaturen;
• Dysglycemie is een vorm van (pre)diabetes;
• Dysglycemie kan leiden tot trage en snelle schildklierwerking;
• Dysglycemie treedt samen met insulineweerstand op;
• Dysglycemie leidt tot verzwakking en/of ontsteking van de beschermende slijmvlieslaag rondom het spijsverteringskanaal (leaky gut), de longen (leaky lungs) en de hersenen (leaky brain).

De remedie
Het stabiliseren van de bloedsuikerspiegel. Een stabiele bloedsuikerspiegel is alles. Misschien dat je nu ook duidelijk wordt waarom het eten of drinken van kant-en-klare lege koolhydraten als witte suiker en witmeel zo’n ramp is voor je complete gestel.


De bijnieren en kanker
Hierboven legde ik al de relatie uit met de bijnieren en kanker van het bot, het bloed en het beenmerg. Zoals gezegd, een stabiele bloedsuikerspiegel is alles. Er bestaat geen enkele kankerpatiënt met een stabiele bloedsuikerspiegel. Melvin Page legde het verband al tussen de bloedsuikerspiegel, diabetes en kanker. Uit zijn boek Your Body Is Your Best Doctor! (1972): we hebben gemerkt dat die gevallen van kanker die wij hebben gezien bijna onveranderd overactieve anabole hormoonorganen hadden. Ongeveer 95 procent daarvan had een overactieve anterieure hypofyse en abnormaal hoge bloedsuikerniveaus. Het is welbekend dat kanker en diabetes veelal ziektes zijn die met elkaar verband houden. We kunnen ons geen enkel geval van kanker herinneren
met een correct bloedsuikergehalte, terwijl in de meeste niet-kankergevallen dit simpelweg verkregen kan worden door middel van alleen al een suikervrij eetpatroon. Wat Page hier zegt, is dat hij steevast twee verschijnselen tegenkwam bij kankerpatiënten: teveel anabole hormoonactiviteit en een te hoge bloedsuikerspiegel.

Hij trekt terecht de vergelijking met diabetes omdat diezelfde twee verschijnselen ook bij diabeten worden waargenomen. Zoals gezegd is het evenwicht tussen een anabool (opbouwend) hormoon als insuline en een catabool (afbrekend) hormoon als cortisol zeer belangrijk voor de juiste verhouding tussen celopbouw en celafbraak.

Het gaat dus om de juiste insuline-cortisolbalans, het juiste samenspel tussen insuline en cortisol, tussen de alvleesklier en de bijnieren. Bij een teveel aan cortisol, dat onvoldoende wordt afgeremd door insuline, vindt er
celafbraak plaats. Andersom vindt er bij een teveel aan insuline, dat onvoldoende geremd wordt door cortisol, teveel celopbouw plaats.

En wat is nou de definitie van kanker
Ongeremde celvorming. Bijnieruitputting ligt dus aan de basis van zowel diabetes als kanker. Cortisol remt niet alleen het immuunsysteem maar ook de celopbouwende werking van insuline. Een overschot aan insuline is bewezen kankerverwekkend. Bij diabetes type 2 is de alvleesklier verantwoordelijk voor een overproductie ervan en bij diabetes type 1 moet de patiënt dit noodzakelijk inspuiten, waardoor het probleem op termijn niet verholpen wordt maar verergert en er bovendien een risico op kanker ontstaat.

De Duitser Otto Warburg ontdekte al in 1924 dat kanker zich voedt met suiker. Melvin Page zit dus helemaal goed als hij vaststelt dat anabole overactiviteit en teveel suiker in het bloed in zowel diabetes- als kankerpatiënten gevonden wordt. De relatie met het bloedsuikerverlagende afbraakhormoon cortisol als remmende factor is snel
gelegd.

Als Warburg al op dit spoor zat in 1924 en Melvin Page dit schrijft in een boek uit 1972, waarom hebben we nog steeds zulke primitieve symptoom’behandelingen’ van deze twee alsmaar meer voorkomende ziektes?
Waarom wordt dit niet effectiever aangepakt met hormonen en voeding zoals Melvin Page deed?

Candida en dysglycemie als voorstadium van diabetes zijn een eerste waarschuwing. Diabetes als voorstadium van kanker is een tweede, ernstigere waarschuwing. Aan al deze stofwisselingsziektes ligt bijnieruitputting ten grondslag. Hopelijk wordt het je nu duidelijk hoe slecht we er met z’n allen voorstaan op dit moment. Want wat zijn op dit moment de snelst groeiende ziektes die epidemische vormen aannemen? Kanker en diabetes. En niet te vergeten hart- en vaatziekte natuurlijk. Toeval dat er ook een grotendeels onontdekte epidemie speelt genaamd ‘bijnieruitputting’? Ik dacht het niet. Waarom weet je dokter hier niet van terwijl hij wel synthetische corticosteroïden uitschrijft alsof het snoepjes zijn?

En zonder stress geen kanker. Stress is een zeer belangrijke veroorzaker van ziekte in het algemeen en kanker in het bijzonder. Stress is dodelijk. Ik zag in een televisieprogramma over Louisiana enkele jaren na Hurricane Katrina een man die vertelde dat hij en zijn vrouw ternauwernood op het dak van hun huis waren
gekropen om aan het opkomende water te ontsnappen. Ze hadden het geluk dat een helikopter hen bijtijds kwam oppikken. De man keek opzij en vond zijn vrouw dood naast zich. Van de stress. Haar bijnieren trokken het niet meer en veroorzaakten een hartstilstand. Dit geeft aan hoe krachtig het stressmechanisme is en hoe bepalend dit
kan zijn voor leven of dood, gezondheid of ongezondheid. Kanker is het totale lamleggen van het immuunsysteem door hormonale disbalans en het is geen toeval dat bovenaan de lijst van veelvoorkomende kankersoorten twee hormonale kankers staan, namelijk prostaatkanker bij mannen en borstkanker bij vrouwen.


De bijnieren en de bloeddruk
Lage bloeddruk wordt over het algemeen gezien als een symptoom van
bijnieruitputting, hoge bloeddruk als een symptoom van trage schildklierwerking.


[...]

De bijnieren en depressie

[...]

De bijnieren en agressie

[...]

De bijnieren en hyperactiviteit

[...]

De bijnieren en Autisme
Wat Mike schrijft over de bijnieren en Autisme, is voor mij maar de helft van het verhaal. Voor mij heeft Autisme een andere oorzakelijkheid.




[...]

Lees meer...

Bron: Mike Donkers


Lichaamswijsheid
Luister naar je eigen lichaam. Jouw lichaam draagt wijsheid in zich en 'weet' wat goed is voor jou. Jouw lichaam geeft jou voortdurend signaaltjes en als je ernaar (leert) luister(en) dan ontvang je een schat aan informatie over wat het goede is voor jou. Wat levengevend is voor jou.

Zoals elders beschreven op deze website kun je een kinesiologietest doen om uit te vinden of een voedingsmiddel en/of kruid (maar ook allopathische middelen kun je op deze manier testen) werkt voor jou. Of het bijdraagt aan jouw gezondheid en welzijn.